skip to Main Content
Bewegingsonscherpte in de lucht

Belichtingsdriehoek

De belichtingsdriehoek

Het juiste licht, dat is waar vaak over gepraat wordt als het gaat over fotografie. Mooi licht, zacht licht, hard licht, weinig licht, veel licht. Je onderwerp kan nog zo mooi of goed zijn, zonder licht zijn we nergens in de fotografie. Maar dat licht moet wel op de juiste manier opgevangen worden door de camera. Teveel licht leidt tot een overbelichte, uitgebeten foto, te weinig licht leidt tot een te donkere foto, maar ook onscherpte door beweging van je onderwerp of de camera. Of je nu met je smartphone of met een full-frame camera fotografeert, de techniek van belichting is in essentie hetzelfde.

Deze blog gaat over het goed belichten van een foto en daarbij zijn drie begrippen van belang: grootte van het diafragma, de sluitertijd en de ISO-waarde. Respectievelijk hebben die een relatie met het diafragma, de sluiter en de sensor. Vuistregel is dat als je een van de drie componenten veranderd, de andere twee ook veranderen als je een gelijke belichting wil houden.
In deze blog ga ik zowel in op een stukje cameratechniek, maar ook op de effecten die de drie componenten van de belichtingsdriehoek op elkaar en op je compositie hebben.

Diafragma

Het diafragma bevindt zich in het objectief van je camera en is in feite de opening waardoor het licht de camera in komt. Vergelijk het met de pupil van je oog. Is er veel licht om je heen, is je pupil klein. Probeer je in het donker wat te zien, word je pupil heel groot. Zo werkt het met een diafragma ook.
Bij Canon camera’s wordt de diafragma-instelling meestal aangeduid met Av, waarbij de A staat voor ‘Aperture’, het Engelse woord voor diafragma. De maximale en minimale opening van het diafragma wordt bepaald door je objectief. Het diafragma wordt aangeduid met een getal, waarbij geldt dat hoe hoger het getal, hoe kleiner de opening van het diafragma. Hoe groter de opening, hoe meer licht er binnenkomt en hoe lichter je foto dus wordt. Hoe kleiner de opening, hoe donkerder, logischerwijs. Smartphones hebben vaak een vast diafragma en ook bij drones is dat nogal eens het geval.

Het diafragma zegt dus iets over hoeveel licht er op de sensor (daar kom ik bij de ISO-waarde uitgebreider op terug) valt. Het is dus heel logisch dat je op een zonnige dag met veel licht je diafragma klein zet, en binnenin een donkere ruimte je diafragma zo open mogelijk zet.
Echter, de hoeveelheid aanwezig licht is weliswaar een belangrijke factor in het bepalen van de diafragma-waarde, maar niet de enige. Het diafragma heeft namelijk ook invloed op de scherptediepte in je foto. Oftewel: de grootte van het scherpe gedeelte van je foto. Een macrofoto heeft een kleine scherptediepte; maar een klein deel van de foto is scherp en alles vóór en achter het onderwerp is onscherp. Bij een landschapsfoto gemaakt met een groothoekobjectief is vaak en heel groot deel van de foto scherp en dan spreken we dus van een grote scherptediepte.
Hoe groter het diafragma (en hoe kleiner het getal dus), des te kleiner de scherptediepte is. En: hoe meer millimeters je objectief is, hoe kleiner de scherptediepte is. Bij een diafragma-waarde van f2.8 is de scherptediepte kleiner bij 500mm dan bij 50mm.

Je diafragma-instelling laat je dus bepalen door je compositie, je objectief en de lichtomstandigheden.

Grote scherptediepte

Dankzij de groothoeklens is er met een groot diafragma toch een grote scherptediepte bereikt.

Canon EOS 5D Mark IV met Canon EF 16-35mm L IS USM
Diafragma: f/4,5
Sluitertijd: 1/160 sec.
ISO: 800
Brandpuntsafstand: 35 mm.

Kleine scherptediepte

Een close-up met een telelens. Tezamen met een groot diafragma is de scherptediepte klein.

Canon EOS R5 met Canon EF 100-400mm. L IS USM
Diafragma: f/5,6
Sluitertijd: 1/2500 sec.
ISO: 500
Brandpuntsafstand: 400 mm.

Sluitertijd

De sluiter bevindt zich ook in het objectief en gaat open op het moment dat je op de ontspanknop van je camera drukt. De sluiter zit voor het diafragma. Het diafragma bepaalt hoeveel licht er binnenkomt, de sluiter bepaalt hoe lang dat licht binnen mag komen.
De instelling voor sluitertijd wordt meestal aangeduid met Tv.

Hoe korter de sluitertijd, hoe donkerder de foto en hoe langer de sluitertijd, hoe lichter de foto wordt. Op een zonnige zomerse middag heb je een veel kortere sluitertijd nodig dan bij nachtfotografie. Ook als je binnen fotografeert zal je sluitertijd iets langer zijn dan buiten.

Bij een hele korte sluitertijd bevries je elke vorm van beweging in je foto. Bij water zul je druppels kunnen onderscheiden, banden van een bewegend voertuig zullen volledig scherp zijn en een vliegende vogel zal bevroren zijn in zijn vlucht.
Bij een langere sluitertijd zullen bewegende onderwerpen juist wel ‘bewogen’ zijn in je foto. Dit noemen we bewegingsonscherpte. Meestal is dit intentionele bewegingsonscherpte.

Een andere vorm van bewegingsonscherpte ontstaat doordat de camera niet stilgehouden wordt en ontstaat meestal bij het fotograferen uit de losse hand. Bij een te lange sluitertijd is het moeilijk de camera in de hand volledig stil te houden. Het is dan raadzaam een statief te gebruiken als je de sluitertijd niet kunt of wilt verkorten.
Er is een handige vuistregel om in te schatten of je nog uit de losse hand kunt fotograferen of niet. Die formule luidt als volgt: 1/het aantal millimeters brandpuntsafstand = de maximale sluitertijd om uit de losse hand te fotograferen.
Stel, ik fotografeer met een objectief op 24mm, dan moet mijn sluitertijd 1/24 sec. of korter zijn.
Als ik op 400mm fotografeer, moet mijn sluitertijd 1/400 sec. of korter zijn. Je ziet, hoe meer millimeters, hoe sneller je een statief nodig zult hebben.
Uiteraard is dit een beetje arbitrair omdat de ene persoon een vastere hand heeft dan de ander. In mijn optiek is het bij telelenzen al snel raadzaam om je objectief te stabiliseren middels een statief of rijstzak (of dergelijke middelen). Met een telelens zoom je, zeker bij dieren, ontzettend in op het dier en valt het kleinste beetje onscherpte al snel op. Bij een landschapsfoto gemaakt met een groothoeklens valt dit minder snel op.

De derde vorm van bewegingsonscherpte is Intentional Camera Movement (ICM). Een abstracte vorm van fotografie waarbij je je camera bewust beweegt tijdens de tijd dat de sluiter open is.

Bewegingsonscherpte in het water

De sluitertijd hoeft niet per se heel lang te zijn om bewegingsonscherpte in het water weer te geven. 

Canon EOS R5 met Canon EF 24-105mm L IS USM
Diafragma: f/16
Sluitertijd: 0,4 sec.
ISO: 100
Brandpuntsafstand: 70 mm.

Bewegingsonscherpte in de lucht

Een stevige wind en een sluitertijd van 30 sec. brengt in beeld hoe de wolken bewegen.

Canon EOS 6D Mark II met Canon EF 24-105mm. L IS USM
Diafragma: f/20
Sluitertijd: 30 sec.
ISO: 200
Brandpuntsafstand: 24 mm.

ISO-waarde

De ISO-waarde bepaalt hoe lichtgevoelig de sensor is. De sensor bevindt zich in de body, niet in het objectief. Wie nog analoog gefotografeerd heeft kent het misschien nog wel. Je ging naar de fotowinkel om een fotorolletje te kopen en dan vroeg de verkoper of je binnen of buiten ging fotograferen. Voor binnen kreeg je dan een rolletje van bijvoorbeeld 800, voor buiten 200. Gebruikte je dat rolletje van 800 toch voor buiten, waren je foto’s overbelicht.
Dat fotorolletje van vroeger, waar het beeld op gevangen werd, is bij digitale fotografie de sensor in je camera.
Hoe hoger het getal, hoe lichtgevoeliger de sensor is. Hoe lager, hoe minder licht de sensor op zal nemen. Als ik op een zonnige middag buiten fotografeer, zal ik met ISO 200 prima toe kunnen. Fotografeer ik binnen, dan is ISO 800 een goed startpunt.

Hoewel het bereik van de ISO tegenwoordig erg groot is, zit er wel een nadeel aan een hoge ISO-waarde. Bij een hoge waarde ontstaat namelijk ruis op de foto. De hoeveelheid ruis en bij welke waarde deze ontstaat is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de sensor. Het is uitproberen wat je bij jouw camera acceptabel vindt.
Tegenwoordig hebben veel bewerkingsprogramma’s (zoals Adobe Lightroom CC en CameraRaw voor Photoshop CC) een AI functie om ruis weg te werken. Dit werkt prima, maar bij teveel ruisreductie werk je ook details weg in de foto.

De ISO-waarde is meestal met een aparte knop in te stellen op je camera.

Hoge ISO-waarde

Met een ISO-waarde van 6400 is het onvermijdelijk dat er ruis zichtbaar is. Maar bij nachtfotografie wil je de sluitertijd niet te lang hebben omdat de sterren dan streepjes worden. Het diafragma staat maximaal open. Op de foto zien we ook een gloed van het Noorderlicht. De foto is gecropt en volledig onbewerkt om de ruis te laten zien.

Canon EOS R5 met Canon EF 16-35 mm L IS USM
Diafragma: f/4
Sluitertijd: 4 sec.
ISO: 6400
Brandpuntsafstand: 16 mm.

Weinig ruis

Een mooie, halfbewolkte dag. Hier is het belangrijk dat de tulpen ‘bevroren’ blijven en de scherptediepte niet te klein is. Toch is een ISO-waarde van 320 voldoende. Er is daarom heel weinig ruis op deze foto.

Canon EOS R5met Canon EF 24-105mm. L IS USM
Diafragma: f/11
Sluitertijd: 1/400 sec.
ISO: 320
Brandpuntsafstand: 24 mm.

De belichtingsdriehoek in de praktijk

Hoe stel je nu je camera in? Daar is geen pasklaar antwoord op. Laten we even beginnen met de modi om je camera in te stellen:
Av: Hiermee bepaal jij het diafragma en de ISO-waarde en de camera zoekt daar zelf de juiste sluitertijd bij om tot de optimale belichting te komen.
Tv: Hiermee bepaal jij de sluitertijd en de ISO-waarde en de camera zoekt daar zelf het juiste diafragmagetal bij om tot de optimale belichting te komen.
M: Hiermee bepaal jij alle componenten van de belichtingsdriehoek zelf en heb je dus de volledige vrijheid om tot de gewenste belichting te komen.

Av gebruik je meestal als je een bepaalde scherptediepte wenst, zoals bij macrofotografie, wildlife etc.
Tv gebruik je meestal als je een bepaalde bewegingsonscherpte wenst of per se uit de losse hand wil kunnen blijven fotograferen
De M stand gebruik je in situaties waarbij je de volledige vrijheid wil. Bijvoorbeeld bij fotografie met lange sluitertijd, nachtfotografie of gewoon omdat je het fijn fotograferen vindt.

Er is geen goed of fout, het is een kwestie van voorkeur. Met deze blog heb je een goede theoretische basis gelegd. Om het eigen te maken is het zaak om lekker te gaan experimenteren. Geen straf voor de enthousiaste fotograaf. Zoek een onderwerp en ga eens aan de slag met verschillende instellingen en ontdek wat voor invloed ze hebben op de belichting, compositie en scherpte van je foto. Ik help je een handje op weg met een aantal verschillende voorbeelden uit de praktijk. Hopelijk geven ze je wat inspiratie en een handvat om zelf aan de slag te gaan.

IJsvogel

De ijsvogel is een beweeglijk en snel vogeltje en vereist een korte sluitertijd. Door gebruik van de telelens met teleconverter kan het diafragma niet te groot staan, omdat dan een groot deel van het vogeltje ook onscherp wordt. Ook al is het zonnig, is een ISO-waarde van 3200 onvermijdelijk.

Canon EOS R5 met Canon EF 100-400mm L IS USM + Canon EOS 1.4 Mark III teleconverter.
Diafragma: f/9
Sluitertijd: 1/1250 sec.
ISO: 3200
Brandpuntsafstand: 560 mm.

Kilchurn Castle

Kilchurn Castle in Schotland. Dankzij de groothoek is zelfs met een diafragma van f/10 de scherptediepte groot. Door de sluitertijd zijn de golven en de wolken ‘bevroren’. De zon valt net op het kasteel en de ISO kan daardoor mooi laag blijven.

Canon EOS R5met Canon EF 24-105mm. L IS USM
Diafragma: f/10
Sluitertijd: 1/320 sec.
ISO: 320
Brandpuntsafstand: 32 mm.

Zonsondergang

Zonsondergang bij het IJsselmeer. Door een heel klein diafragma zien we de stralen van de zon. De sluitertijd van 30 seconden maakt het water stil. Om deze instellingen te bereiken is gebruik gemaakt van een grijsfilter om meer licht tegen te houden. De ISO staat op 100.

Canon EOS R5met Canon EF 16-35 mm. L IS USM
Diafragma: f/22
Sluitertijd: 30 sec.
ISO: 100
Brandpuntsafstand: 35 mm.

Oranjetipje

Het oranjetipje. Een bosvlindertje die in de periode maart tot mei vliegt. De macrofoto is met een diafragma van 7,1 genomen om zoveel mogelijk van de vlinder scherp te krijgen. Bij dieren en mensen stel je altijd scherp op het oog, zoals ook hier gedaan is. Dankzij het gebrek aan wind was 1/160 sec. voldoende om de vlinder scherp te krijgen.

Canon EOS R5met Canon EF 100 mm macro L IS USM
Diafragma: f/7,1
Sluitertijd: 1/160 sec.
ISO: 800
Brandpuntsafstand: 100 mm.

IJssel

De IJssel op een mistige herfstochtend. Grondmist is fantastisch om te fotograferen met de drone. Het nadeel van het vaste diafragma van 2,8 is dat de zon snel een uitgebeten vlek wordt. Het voordeel is dat de sluitertijd kort en de ISO-waarde laag gehouden kunnen worden.

DJI Magic 2 Zoom
Diafragma: f/2,8
Sluitertijd: 1/1000 sec.
ISO: 100
Brandpuntsafstand: 24 mm.

Watervallen van Coo

De Watervallen van Coo in België. De korte sluitertijd maakt alle druppels zichtbaar. 

Canon EOS 5D Mark IV met Canon EF 24-105 mm. L IS USM
Diafragma: f/4
Sluitertijd: 1/400 sec.
ISO: 200
Brandpuntsafstand: 24 mm.

Nog een keer de Watervallen van Coo in België. Ditmaal met langere sluitertijd, waardoor het water bewegingsonscherpte krijgt.

Canon EOS 5D Mark IV met Canon EF 24-105 mm. L IS USM
Diafragma: f/20
Sluitertijd: 1/8 sec.
ISO: 200
Brandpuntsafstand: 45 mm.

Tulp

Tulpen. Je hoeft niet per se een macrolens te gebruiken voor een close-up. Door met een telelens te fotograferen vloeien de voorgrond en achtergrond mooi in elkaar over en springt de scherpe tulp er mooi uit.

Canon EOS R5met Canon EF 100-400 mm. L IS USM
Diafragma: f/5,6
Sluitertijd: 1/2000 sec.
ISO: 500
Brandpuntsafstand: 400 mm.

Tot slot

Deze blog is de eerste in een nieuwe serie. Bij elke foto plaats ik ook de gebruikte instellingen. Dit kan een handvat zijn als je zelf op pad gaat. Heb je vragen? Laat het me dan weten.

Hulp nodig bij de aanschaf van een camera en/of objectief? We helpen je graag!

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top
De waardering van www.camera-point.nl bij WebwinkelKeur Reviews is 9.8/10 gebaseerd op 501 reviews.